Als je meer dan € 50.000 spaargeld hebt (partners boven de € 100.000), betaal je over het meerdere inkomstenbelasting. Over deze belastingheffing lopen al jaren procedures bij de rechter en ook politiek is het onderwerp van gesprek. Dat is ook begrijpelijk aangezien je op dit moment geen rente ontvangt over spaargeld of zelfs negatieve rente aan de bank moet betalen. Maar kan je die belastingheffing niet voorkomen?
Jawel. Is dat ingewikkeld? Dat valt best mee. Ik leg je hierna uit wat jouw mogelijkheden zijn.
Voorbeeld
Peter en Esther hebben hun woning in 2021 met overwaarde verkocht en zijn kleiner gaan wonen. Aan de verkoop hebben ze een bedrag van € 300.000 overgehouden en daarnaast hebben ze
€ 100.000 overig vermogen. Zonder actie te ondernemen, zouden zij in 2022 € 3.242 aan inkomstenbelasting betalen over hun spaargeld.
Peter en Esther besluiten nog vóór 1 januari 2022 een BV op te richten en hun spaargeld als kapitaal in de BV te storten. Hierdoor betalen zij in 2022 geen inkomstenbelasting meer over hun spaargeld. Hun spaargeld blijft immers onder de vrijstelling. Peter en Esther besparen hiermee dus € 3.242, maar dat is niet hun volledige voordeel.
Tip: stort je spaargeld altijd als nominaal aandelenkapitaal en nimmer als agio (boven nominale waarde). Terugbetaling van agio is – behalve bij opheffing van de BV – belastingvrij niet mogelijk. Je zult bij agio altijd eerst moeten omzetten in kapitaal en die extra akte kun je dus voorkomen door het gelijk goed te doen.
Nog een tip: het is verstandig een zogenaamde beschikking verkrijgingsprijs bij de belastinginspecteur aan te vragen. Dat is een bevestiging van het bedrag dat je op de aandelen hebt gestort. Dat is namelijk ook het bedrag dat je er later belastingvrij uit kunt halen. Het is immers je eigen geld. Heb je al een (spaar)BV en stort je geld bij? Vraag dan altijd een beschikking. De storting bij oprichting blijkt uit de akte van de notaris, maar voor bijstorten is een vergadering (notulen) van aandeelhouders voldoende. Dat maakt de bewijslast tien jaar later moeilijker. Regel dat dus nu al en vraag de beschikking.
De BV van Peter en Esther betaalt gedurende haar bestaan vennootschapsbelasting over het werkelijk rendement op het gestorte kapitaal. Het tarief bedraagt voor 2022 15% tot een winst van € 395.000. Afgerond zal dat met de huidige rentestand een belastingheffing van € 0 betekenen.
Uiteraard hebben Peter en Esther wel kosten voor de oprichting (notaris) en het in stand houden van de BV (jaarstukken en aangifte vennootschapsbelasting). Die kosten zijn eenmalig waarschijnlijk maximaal € 1.000. Zij zullen jaarlijks de administratie van de BV moeten bijhouden en een aangifte vennootschapsbelasting moeten doen. Als ze dat volledig uitbesteden zal dat zo’n € 750 per jaar kosten. De rekensom bij het aanhouden van de BV is dan voor Peter en Esther eenvoudig te maken. In 2022 hebben zij een belastingbesparing van € 1.492 (€ 3.242 -/- € 1.750) en de volgende jaren € 2.492.
Op het moment dat Peter en Esther het spaargeld uit de BV nodig hebben, dan hebben zij een aantal mogelijkheden. Zij kunnen het geld van de B.V. lenen. Zeker bij kleinere bedragen is dit het meest eenvoudig. Afhankelijk van hun overige financiële privésituatie zullen zij een rente tussen de 0% en 1% moeten betalen.
Een andere mogelijkheid is dat zij de BV volledig opheffen. Zij ontvangen het resterende bedrag van de BV belastingvrij, tenminste, als de BV tussentijds geen winst heeft gemaakt. Als ze niet willen lenen en een deel van het spaargeld nodig hebben, dan is de laatste mogelijkheid het gedeeltelijk terugbetalen van aandelenkapitaal. Terugbetalen van aandelenkapitaal kan alleen via een notariële akte. Dat betekent dat deze variant wat extra kosten met zich meebrengt.
Mag dat?
Mag je wel zomaar een BV oprichten om belasting te besparen? Die vraag is ook al enkele keren gesteld door Kamerleden. Het antwoord van de wetgever hierop is steevast dat belastingplichtigen de vrijheid hebben om hun vermogen zo te beleggen dat het voor hen het meest voordelig is. Uit de in 2020 verschenen “Bouwstenen voor een beter belastingstelsel” blijkt dat de ambtenaren van Financiën een andere mening zijn toegedaan: zij zouden de spaar-BV willen aanpakken. Inmiddels hebben zowel het huidige (demissionaire) kabinet als de Tweede Kamer de wens uitgesproken de heffing op vermogen aan te passen. Tijdens de behandeling van het belastingplan 2022 heeft de staatsecretaris aangegeven dat hij dat niet eerder dan 2025 verwacht. Dat kan het einde van het belastingvoordeel voor Peter en Esther betekenen. Peter en Esther kunnen de BV dan opheffen, maar ik verwacht dat dit niet voor 2025 het geval zal zijn.
Vóór het einde van het jaar?
Om al in 2022 belastingvoordeel te hebben, moeten Peter en Esther vóór 31 december een BV oprichten én het spaargeld als kapitaal in de BV storten. Het oprichten van een BV vóór het einde van het jaar lukt Peter en Esther. Door de strengere wet- en regelgeving voor banken duurt het openen van een bankrekening op naam van de BV (soms) erg lang en Peter en Esther vrezen dat zij in 2022 toch inkomstenbelasting moeten betalen over hun spaargeld.
Uit de rechtspraak lijkt hiervoor een oplossing te zijn. Als Peter en Esther zich bij de oprichting verplichten het spaargeld als kapitaal in de BV te storten, dan hebben zij op 1 januari (de peildatum voor box 3) naast het spaargeld een schuld aan de BV. Per saldo is er dan geen belastingheffing over het spaargeld en hebben zij voor 2022 toch de gewenste belastingbesparing gerealiseerd. Voor het openen van de bankrekening op naam van de BV kunnen zij dan rustig de tijd nemen.
Meer artikelen, onder andere over het besparen van belasting, lezen? Klik hier.