Het komt voor dat er een fiscale eenheid btw ontstaat zonder dat je dat in de gaten hebt. De fiscale eenheid is er dan ineens. Als je dan toch onderling met btw factureert, dan loopt je een fors risico bij een controle. Aan de hand van enkele voorbeelden laat ik zien wat er in de rechtspraak gebeurd is en wat de gevolgen kunnen zijn.

Ontstaan fiscale eenheid
Een fiscale eenheid btw ontstaat als er sprake is van organisatorische, financiële en economische verwevenheid. Je hebt daar, anders dan voor de vennootschapsbelasting, geen keuze in.

Over de organisatorische en financiële verwevenheid zijn zelden discussies. Als er bij BV’s sprake is van hetzelfde (uiteindelijk) bestuur en een aandelenbelang van meer dan 50% dan is aan die voorwaarden voldaan. Over de economische verwevenheid is wel regelmatig discussie. Van economische verwevenheid is eenvoudig gezegd sprake als bij de verschillende onderdelen van de fiscale eenheid sprake is van dezelfde klantenkring of onderlinge prestaties.

Onderlinge prestaties
In een procedure bij de
Hoge Raad had een school samen met een andere partij een BV opgericht. De school was voor 70% aandeelhouder van de BV. De activiteiten van de BV bestonden uit schoonmaakwerkzaamheden. Die werkzaamheden verrichte de BV voor 27,2% voor de school.
De Hoge Raad heeft in deze procedure geoordeeld dat het voor 27,2% onderlinge prestaties verrichten voldoende was voor het bestaan van economische verwevenheid. De Hoge Raad hanteert daarbij het begrip “niet-verwaarloosbare economische betrekkingen”.
Voorheen gingen we ervan uit dat het om ten minste 50% onderlinge prestaties moest gaan. Nu blijkt dat dat minimum lager ligt, maar het exacte minimum weten we niet.
Het arrest van de Hoge Raad betekent wel dat je bij je klanten waar je voorheen hebt geoordeeld dat er geen sprake is van een fiscale eenheid, je dit opnieuw moet toetsen. Als de conclusie is dat er wel sprake is van een fiscale eenheid, dan mag je klant bij onderlinge prestaties niet langer met btw factureren.

Boete bij niet afdragen  en niet terugvragen|
In een procedure bij
Hof Den Bosch had de eigenaar van een golfbaan de huur voor de golfbaan aan haar dochtermaatschappij met btw gefactureerd. In de aangifte heeft de eigenaar de btw niet afgedragen en de dochtermaatschappij de btw niet teruggevraagd. De Belastingdienst heeft na controle bij de eigenaar een naheffingsaanslag opgelegd met een vergrijpboete van 75%.
Bij de rechter heeft belastingplichtige betoogt dat er sprake was van een fiscale eenheid en dat daarom de naheffingsaanslag moest komen te vervallen. De rechter heeft geoordeeld dat de eigenaar de btw ook in dat geval af moest dragen, omdat de btw gefactureerd is. De boete wordt in verband met het tijdsverloop wat gematigd, maar er bleef € 60.000 in stand. Ook als de btw door de eigenaar zou zijn afgedragen en door de dochtermaatschappij was teruggevraagd dan loopt de dochtermaatschappij een risico. De btw is door het bestaat van de fiscale eenheid namelijk ten onrechte berekend en het vaste rechtspraak dat ten onrechte berekende btw niet terug te vragen is.

Conclusie
De Hoge Raad heeft meer duidelijkheid gegeven over het begrip economische verwevenheid voor de fiscale eenheid btw. Dat betekent wel dat eerder sprake is van een fiscale eenheid. Om het risico op boetes en naheffing van ten onrechte berekende btw te voorkomen doe je er goed aan met deze nieuwe inzichten bij je klanten na te gaan óf er sprake is van een fiscale eenheid.