Iedereen met vermogen gaat binnenkort fors meer belasting betalen, behalve de mensen met voornamelijk spaargeld. Dat heeft ook forse gevolgen voor ouders die hun kinderen met een lening voor de aankoop van een woning hebben geholpen, de populair aangeduide familiebank. Dat is een ander geluid dan het persbericht van het Ministerie van Financiën begin september dat “mensen met spaartegoeden tot € 440.000 geen belasting meer betalen over hun spaargeld”. Aan de hand van rekenvoorbeelden laat ik je de effecten zien.
Familiebank
De afgelopen jaren hebben veel ouders hun kinderen geholpen een (eerste) woning aan te kopen. Door een lening te verstrekken aan hun kinderen hadden zij meer ruimte een woning aan te kopen. Een lening werd en wordt vaak verstrekt in situaties waarbij de eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling van € 100.000, de “jubelton”, niet gewenst of mogelijk is. De lage rentestand zorgt ervoor dat ouders graag een lening verstrekken zodat zij nog enig rendement halen op hun spaargeld. Het voordeel van een lening ten opzichte van de jubelton is ook dat ouders hun kinderen gelijk kunnen behandelen, bijvoorbeeld in de situatie dat niet alle kinderen gebruik kunnen maken van de jubelton.
Stel dat de ouders enige jaren geleden een lening hebben verstrekt aan hun kind van € 100.000 tegen 4% rente, dan werkt dat als volgt uit.
De ouders ontvangen € 4.000 van hun kind. Over de vordering op het kind betalen de ouders 1,2% (30% van 4%), dat is € 1.200. Zij hebben dus een rendement van € 2.800 (€ 4.000 – € 1.200).
De betaalde rente is bij het kind aftrekbaar in zijn aangifte inkomstenbelasting tegen destijds maximaal 52%. Dat leverde het kind een jaarlijkse teruggave op van € 2.080. Het kind heeft dus een netto last van € 1.920
(€ 4.000 – € 2.080).
Door deze financiering te combineren met een jaarlijkse schenking van de ouders aan hun kind van bijvoorbeeld € 1.920 was de uitkomst helemaal optimaal. De ouders houden een rendement over van 0,88% (€ 2.800 – € 1.920 = € 880) en het kind had na ontvangst van de schenking geen netto lasten.
Box 3 heffing
De box 3 heffing is de afgelopen jaren gewijzigd. Voor vermogens tot € 100.000 is de heffing lager geworden, voor vermogens boven de € 100.000 hoger. Stel dat de ouders in mijn voorbeeld met hun vermogen boven de € 100.000 zitten, dan is de heffing in 2019 over de vordering op het kind: € 100.000 x 4,451% x 30% = € 1.335. Dat is € 135 meer dan de eerder berekende heffing.
In het voorstel dat in 2022 in moet gaan, gaan de ouders over de vordering op het kind betalen: € 100.000 x 5,33% x 33% = € 1.759. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie is dat € 559 meer.
Beperking aftrek
Het fiscale voordeel van deze familiebank-financiering voor het kind is sinds 2014 kleiner geworden doordat het tarief, waartegen de hypotheekrente aftrekbaar is, jaarlijks daalt. In 2019 is het tarief 49%. De teruggave voor het kind is dan € 1.960 in plaats van € 2.080. De netto lasten voor het kind zijn daardoor met € 120 per jaar gestegen.
In 2023 bedraagt het tarief, waartegen de hypotheekrente aftrekbaar is, naar verwachting 37,05%. De teruggave voor het kind is dan gedaald tot € 1.482. Dat is € 598 minder dan de oorspronkelijke teruggave.
Conclusie en oplossing
Door de wijzigingen in de afgelopen en toekomstige jaren gaat er een belastingnadeel optreden. Als de ouders en het kind de oorspronkelijke uitkomst willen voortzetten waarbij de ouders een rendement hebben van 0,88% en het kind geen netto last heeft, dan komen ze door de hogere belasting over vermogen en het lagere aftrektarief € 1.157 tekort (€ 598 + € 559). Dat is op een rente van € 4.000 een belastingverhoging van 29%. Dat kan ervoor zorgen dat ouders minder snel geneigd zijn hun kinderen te helpen bij de financiering van een woning en dat starters nog moeilijker een woning vinden.
Ouders kunnen ervoor kiezen de vordering op hun kind onder te brengen in een BV. De jaarlijkse heffing over de ontvangen rente is dan vanaf 2021 € 1.515 (15% vpb en 26,9 box 2 heffing) in plaats van de berekende € 1.759, maar het is de vraag of het wenselijk is om voor dat verschil een BV in het leven te roepen. Het zou de wetgever daarom sieren als niet alleen voor spaargeld, maar ook voor overige bezittingen de heffing over het werkelijke rendement plaatsvindt. Met de beschikbare data moet dat technisch toch mogelijk zijn.
Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem gerust contact op via info@duijdfiscalisten.nl of via 0481 – 820 998.