“Eén B.V. is geen B.V.”. Dat heb je vast wel eens horen zeggen. Deze wat populaire uitspraak komt voort uit fiscale wetgeving. Bij oprichting van een bedrijf is het advies meestal een holding en een werkmaatschappij op te richten. De werkmaatschappij betaalt belasting over de winst die zij maakt. Als de werkmaatschappij vervolgens winst als dividend uitkeert aan de holding, is dat dividend onder voorwaarden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De belangrijkste voorwaarde is dat de holding minimaal 5% van de aandelen in de werkmaatschappij houdt. Dat lijkt een eenvoudige en duidelijke bepaling, maar een verkeerde uitleg zorgt voor een onnodige forse belastingclaim. Aan de hand van een voorbeeld van een werknemersparticipatie uit mijn praktijk licht ik dit hierna toe. Laat ik je eerst verder uitleggen waarom een holding fiscaal prettig is.
Deelnemingsvrijstelling en Aanmerkelijk belang
Stel je hebt in privé tenminste 5% van de aandelen in een B.V. Voor de heffing van inkomstenbelasting is dit een zogenoemd aanmerkelijk belang. Dit betekent dat je over winstuitkeringen van de B.V. en winst bij verkoop van de aandelen direct 25% inkomstenbelasting (tarief 2019) betaalt. Het tarief stijgt overigens in 2020 naar 26,25% en vanaf 2021 bedraagt dit tarief 26,9%.
Als je een onderneming uitoefent in de B.V. dan heb je dat onder andere gedaan om het ondernemersrisico in privé te beperken. Het is daarom wenselijk vermogen dat is opgebouwd in de B.V. zoveel mogelijk uit de risicosfeer van de ondernemingsactiviteiten te halen. Dat kan bijvoorbeeld door de B.V. dividend uit te laten keren. Het nadeel is dat je dan over het ontvangen dividend direct de genoemde 25% inkomstenbelasting betaalt.
Door de aandelen in de B.V. onder te brengen in een holding B.V. waarvan je in privé de aandelen houdt, kun je de belastingheffing uitstellen. Als je holding B.V. een aandelenbelang van tenminste 5% houdt in de B.V., kan de holding B.V. de deelnemingsvrijstelling toepassen. De winstuitkeringen die de holding B.V. van haar dochtermaatschappij ontvangt, zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
Zowel in de inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang) als in de vennootschapsbelasting (deelnemingsvrijstelling) sluit de wettelijke regeling aan bij een aandelenbelang van tenminste 5%. Dat de ene 5% niet altijd gelijk wordt behandeld als de andere 5% licht ik hierna toe.
Casus werknemersparticipatie
De casus betreft een DGA die 100% bezit van de aandelen in zijn holding. De holding houdt op haar beurt 100% van de aandelen in de werkmaatschappij. In de werkmaatschappij vinden de ondernemingsactiviteiten plaats. De DGA wil een van zijn werknemers graag binden aan het bedrijf en belonen voor zijn jarenlange inzet. Daarom biedt de DGA de werknemer aan om 10% van de aandelen in de werkmaatschappij te kopen. De werkmaatschappij heeft een waarde van € 500.000, dit zou betekenen dat de werknemer € 50.000 moet betalen voor 10% van de aandelen. De werknemer heeft het geld hier niet voor en wil ook niet een dergelijke investering doen. Dus besluiten ze de huidige waarde van de aandelen van de werkmaatschappij bij de holding van de DGA te houden. Hiervoor zetten zij de bestaande aandelen om in een bijzonder soort aandelen, cumulatief preferente aandelen (hierna: cumprefs). De werkmaatschappij geeft nieuwe gewone aandelen uit aan de holding van de DGA en aan de werknemer.
De accountant stemt de waardering van de aandelen af met de belastingdienst. Zoals gezegd wordt het huidige aandelenkapitaal omgezet in cumprefs. Hierop vergoedt de werkmaatschappij een vast dividend van 7% over een waarde van € 500.000. Daarnaast geeft de werkmaatschappij nieuwe aandelen uit in de volgende verhouding: 90% aan de holding van de DGA en 10% aan de werknemer. Je begrijpt inmiddels dat de werknemer is geadviseerd om een holding B.V. op te richten die het 10% aandelenbelang gaat houden, zodat dit onder de deelnemingsvrijstelling valt.
Voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling moet de holding van de werknemer “tenminste 5% van het nominaal gestorte aandelenkapitaal” van de werkmaatschappij verkrijgen. En daar zit de crux.
Het huidige nominaal gestorte aandelenkapitaal van de werkmaatschappij bedraagt € 100.000. Deze aandelen worden omgezet in cumprefs, maar het nominaal gestorte bedrag blijft gelijk. De werkmaatschappij geeft
€ 20.000 nieuwe gewone aandelen uit. De holding van de DGA en de holding van de werknemer betalen respectievelijk € 18.000 en € 2.000 om de gewone aandelen vol te storten. Hiermee heeft de werknemer via zijn holding een belang van 10% in de gewone aandelen. Deze aandelen geven recht op 10% van de winst van de werkmaatschappij na het vaste dividend aan de holding van de DGA van 7% x € 500.000.
Dit 10% belang voldoet niet aan de voorwaarden van de deelnemingsvrijstelling. Het totale nominaal gestorte aandelenkapitaal van de werkmaatschappij bedraagt namelijk € 120.000 (€ 100.000 + € 20.000). De holding van de werknemer heeft hiervan € 2.000 (10% van € 20.000), oftewel 1,67%.
Zonder aanpassing van de nominale waarde van de cumprefs (of de gewone) aandelen leidt deze situatie tot dubbele belastingheffing.
Ik hoor je denken: “Is het dan voor de werknemer niet voordeliger om de aandelen in de werkmaatschappij in privé te houden?” Hij heeft, zoals hiervoor berekend, een belang in het nominaal gestorte aandelenkapitaal van slechts 1,67%. Dat is lager dan 5%, zodat hij geen aanmerkelijk belang zou hebben. Je leest het goed, “zou hebben”. De aanmerkelijk belangregeling kent namelijk een soortbenadering. Dit betekent dat een aanmerkelijk belang ook aanwezig is als een aandeelhouder tenminste 5% van een bepaalde soort aandelen heeft. In deze casus heeft de werknemer 10% van de gewone aandelen en daarmee meer dan 5% van deze soort aandelen. Een rechtstreeks aanmerkelijk belang van de werknemer in de werkmaatschappij is in deze situatie altijd nog voordeliger dan deelnemen via een holding.
Uiteindelijk is deelname door de werknemer via een persoonlijke holding in veel gevallen de meest wenselijke optie. Je kunt de dubbele belastingheffing die ik hiervoor heb geschetst namelijk eenvoudig voorkomen door aanpassing van het nominaal gestorte aandelenkapitaal.
Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem gerust contact op via info@duijdfiscalisten.nl of via 0481 – 820 998.