Parkeren, bier en t-shirts tegen laag btw tarief?
De laatste tijd verschijnen er de nodige uitspraken over de toepassing van btw tarieven bij samengestelde prestaties. Wanneer moet u nu per prestatie het tarief bepalen en in welke situatie gaat de ene prestatie op in de andere en geldt voor beide hetzelfde tarief? In de column ga ik in op de verschillende uitspraken en de achtergrond daarbij.
Achtergrond
Al sinds de jaren ’90 is er bij samengestelde prestaties op Europees niveau met enige regelmaat discussie over de vraag of er voor de btw sprake is van één of meerdere prestaties. De hoofdregel is dat iedere prestatie afzonderlijk moet worden beoordeeld voor de btw kwalificatie. Dat kan anders zijn als er sprake is van een hoofdprestatie en bijkomende prestaties. In dat geval geldt voor de bijkomende prestaties hetzelfde tarief als voor de hoofdprestatie. Zo betaalt een webshop bij de verzending van een pakketje met een product waarvoor het algemene btw tarief, ook over de verzendkosten het algemene btw tarief.
Als voor alle prestaties het btw tarief hetzelfde is, dan is er geen belang om hierover te discussiëren. Het zal u dan ook niet verbazen dat het in de rechtspraak gaat om samengestelde prestaties waarbij een belastingplichtige een btw vrijstelling of het lage btw tarief wil toepassen. Hierna ga ik in op twee recente voorbeelden daarvan die ook de nodige aandacht in de media hebben gehad.
Parkeren
Een aantal rechtbanken en gerechtshoven hebben zich gebogen over de vraag of parkeren bij een dierentuin of een attractiepark onder het lage of het algemene btw tarief valt. De uitspraken zijn wisselend. Recent heeft de Advocaat Generaal van de Hoge Raad haar advies uitgebracht. Zij is van mening dat er sprake is van twee zelfstandige prestaties. Op de vergoeding voor het parkeren is daarom volgens haar het algemene tarief van toepassing. Het is afwachten of de Hoge Raad het advies overneemt.
Obstacle run
Eind november 2017 heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat over de vergoeding voor het t-shirt en drankje dat deelnemers aan een obstacle run ontvangen na de finish terecht het lage btw is berekend. De Staatssecretaris gaat niet in cassatie tegen deze uitspraak omdat hij van mening is dat het oordeel van het Gerechtshof in lijn is met de Europese rechtspraak. Hij verwijst daarbij ook naar het arrest van het Hof van Justitie over de rondleidingen vanuit het museum van AFC Ajax. Vanuit deelnemers aan de obstacle run is de sportieve prestatie het hoofdelement en gaat de verstrekking van het t-shirt en het drankje daarin op. In de toelichting benadrukt hij wel dat er naar zijn mening geen misverstand over mag bestaan dat het verstrekken van alcoholische dranken in restaurants en andere horecagelegenheden belast is met het algemene btw tarief.
Conclusie
In deze column ben ik ingegaan op de problematiek van btw heffing bij samengestelde prestaties.
Uit de recente rechtspraak blijkt dat er ruim twintig jaar na de eerste Europese rechtspraak op dit gebied in specifieke situaties nog altijd onduidelijk over bestaat. Ik ben dan ook erg benieuwd wat de Hoge Raad gaat oordelen over het btw tarief voor parkeren bij een dierentuin of attractiepark. Een bredere toepassing van het lage btw tarief voor een biertje na het sporten zie ik voorlopig toch nog niet gebeuren.
Dit bericht werd eerder geplaatst op www.nextens.nl